De vrouw is tot 19 november 1999 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met haar man. Op die datum wijzigen zij hun huwelijksgoederenregime in huwelijkse voorwaarden, waarbij iedere gemeenschap is uitgesloten.
Aansprakelijkstelling
Als de man de aan hem opgelegde (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting 1997 t/m 1999 gedeeltelijk niet betaalt, wordt de vrouw bij beschikking van 2 november 2004 voor ongeveer 50% van de aanslagen aansprakelijk gesteld. De vrouw gaat met succes in beroep bij rechtbank Breda, maar hof Den Bosch verklaart het hoger beroep van de ontvanger gegrond en wijst de zaak terug naar de rechtbank. Als de vrouw in cassatie gaat, handhaaft de Hoge Raad de aansprakelijkstelling. Rechtbank Breda doet nu opnieuw uitspraak in deze zaak.
Uitstel van betaling
Allereerst gaat de rechtbank na of ten tijde van de aansprakelijkstelling voor de man nog uitstel van betaling gold en stelt vast dat dat niet het geval was. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de formulering van de beschikking aansprakelijkstelling duidelijker had gekund, maar hoe dan ook toch voldoende duidelijk is. Het bedrag waarvoor de vrouw aansprakelijk is gesteld (€ 101.074,77) wordt namelijk expliciet in de beschikking vermeld.
Tijdsevenredige toerekening
Verder heeft de ontvanger in voldoende mate rekening gehouden met de in de tijd ontstane schuld. Met ingang van 19 november 1999 golden de huwelijkse voorwaarden. Het bedrag van de aansprakelijkstelling over 1999 is vastgesteld door het bedrag van de belastingschuld over dat jaar te vermenigvuldigen met 318/360. Die tijdsevenredige toerekening is voor aansprakelijkstelling voldoende, aldus de rechtbank.
Belastingschulden niet verknocht
Tot slot beslist de rechtbank dat de belastingschuld van de man niet verknocht is, ook niet nu belastingschulden voortvloeien uit inkomsten verkregen uit strafbare feiten van de man, waarmee de vrouw niets te maken heeft.
[ Bron: Redactie Plein+ ]